De twee grafieken hieronder geven de grondvochtigheid (donkerblauwe band) en grondtemperatuur (bruine lijn) van de
banen weer op een diepte van 3 cm (vlak boven de lava-laag) ten opzichte van de luchtvochtigheid en luchttemperatuur. Uitleg.
Luchtvochtigheid en grondvochtigheid zijn twee zeer verschillende begrippen:
- Luchtvochtigheid heeft betrekking op de hoeveelheid vocht die "opgelost" is in de lucht voordat
er condensatie (mist) optreedt. De maatstaf is mede bepalend voor de snelheid dat een tennisbaan opdroogt.
Bij een vochtigheid van 100% is er mist en zal verdamping van water op de baan meestal niet plaatsvinden.
In Nederland is de luchtvochtigheid meestal boven de 50%.
- Grondvochtigheid heeft betrekking op een volumeverhouding van gravel en water.
De vochtigheid moet zorgen voor voldoende stevigheid. Dit luistert vrij nauw.
Het mengen van een deel water met een deel gravel levert een grondvochtigheid op van 50%, maar resulteert in een soort
"drijfzand", waar (in het geval van een tennisbaan) plassen op blijven staan. Een toplaag van met grondvochtigheid van 33%
(2 delen gravel en 1 deel water) is doorgaans al veel te droog, omdat de bovenkant dan snel uitdroogt en gaat verstuiven.
Het is bij een lage vochtigheid daarom noodzakelijk voldoende te sproeien.
De vertaling van de percentuele baanvochtig is als volgt:
Baanvochtigheid | Betekenis |
Onder de 15% | Veel te droog |
15% - 32% | Te droog |
32% - 43% | Goed |
43% - 47% | Te vochtig |
Boven de 47% | Onbespeelbaar nat |
De grijze band in de bovenste grafiek geeft de verdampingssnelheid aan en is een indicatie hoe snel de banen opdrogen na regen.
De verdampingssnelheid wordt berekend uit de luchtvochtigheid, de windsnelheid en de luchttemperatuur.
De baantemperatuur is met name in de winter belangrijk om te bepalen of er na een vorstperiode nog vorst in de grond zit. Bij de nieuwe gravelplus banen kan er tijdens en na vorst niet gespeeld worden totdat de banen
opnieuw zijn gewalst. Vorst zorgt er namelijk voor dat de altijd vochtige gravellaag gaat uitzetten. Zodra de dooi intreedt moet aan de onderkant de grond voldoende ontdooid zijn zodat het overtollige water kan weglopen
en aan de bovenkant moet de gravellaag voldoende opgedroogd zijn (door verdamping) zodat de natte gravel niet blijft plakken aan de wals. De baantemperatuur wordt gemeten op het grensvlak van de gravel en de lava-laag.
Bij OLTC is de meter voor de grondvochtigheid in maart 2011 geplaatst aan het hek tussen de banen 1 en 2. Na de baanrenovatie is de meter in januari 2015 herplaatst in de hoek van baan 1 (bij het clubhuis).
De opstelling is experimenteel. Gedurende het komende seizoen zal onderzocht worden welke vochtigheidswaarden optimaal zijn en of deze locatie representatief is voor het gehele park.